Feeds:
Berichten
Reacties

Posts Tagged ‘Recensie’

RECENSIE / Omdat ik ziek werd

‘nu we allebei dood zijn’ opent deze eh, mysterieuze bundel, is het rustig praten […] dicht bij het koelwater. / ik maak een grapje, je trekt nog / een tand uit ons losse geheugen’. Het is direct duidelijk dat deze bundel wel keuvelt., maar niet over ditjes en datjes. Het geheugen neemt de eigenschap van een tand over… hier staat duidelijk een boel op losse schroeven. Wie is er dood en wie ziek? Laten we het titelgedicht eens bekijken:

omdat ik niet van mensen hield, het gif van hun aanblik,
van de wildgroei van hun voelen, het afzicht van hun denken,
van hun zwijgen de kanker, hun spreken
de doodsdrift,
zocht ik steun bij de wreedheid van dieren.
ik hou van grazen en van aanvallen.
gras is mooi, bloed ook.
nergens vind je zulke prachtige strepen.

omdat ik ziek werd van mensen, van de aarzeling in hun daden,
de kern van alle denken,
zag ik films in een donkere kamer over de savanne, volume op nul.
geleidelijk deden mijn hersens hun zin.
mijn beterschap was niet van deze wereld.

Het begint tamelijk begrijpelijk; iemand heeft het gehad met de maatschappij, de oneerlijkheid, stuurloosheid. Hij zoekt puurheid en vindt die op de savanne, bij de wreedheid en genadeloosheid van de dieren, die in elk geval recht door zee is. Helder standpunt voor een dichter die de diffuusheid van de taal haat. Maar zijn eigen formulering is niet steeds zo direct: hij poneert dat de kern van alle denken met aarzeling te maken heeft. Dat is een diepe.

Merk op dat de woordvolgorde omdraait: gif van hun aanblik; wildgroei van hun voelen; afzicht van hun denken; en dan ineens: van hun zwijgen de kanker; spreken de doodsdrift (en niet: de kanker van hun zijgen, van hun spreken). De dichter dwingt de taal letterlijk de andere kant op.

Daarna ziet hij films in een donkere kamer OVER de savanne. Er staat geen komma tussen, dus die kamer is in zijn geheel boven de savanne, lijkt het. Het is een jagershut, een uitkijkpost. Hij moet daar stil zijn, en wat hij ziet is blijkbaar te ver weg om gehoord te kunnen worden. Door die beide omstandigheden lijkt de wereld onwerkelijk. Hij maakt zich los van de wereld, en dat doet iets met zijn gedachten. Maar wat, dat staat er niet. Escapisme? Waanbeelden? In elk geval is het een illusie, want uiteindelijk dient de beterschap dus gerelativeerd tot min of meer onmogelijk en in elk geval voorbij.

Nu begrijp ik de titel van de bundel beter: geschreven omdat de ‘ik’ ziek werd. Hij moest de taal in een andere vorm duwen, om het geklets en gezwam de baas te worden. Maar beter werd hij er niet van: in het slotgedicht lezen we hoe hij eieren voor zijn geld moet kiezen: ‘volwassenen heb je altijd als volwassenen willen zien / maar omdat ze zich met grote ogen / als kinderen bleven houden […] dreef je af naar een plek waar het nog ouderwets / kan vriezen als ook de radio // uitstaat.’ Meestal hoor je dat kinderen eerlijker zijn dan volwassenen, maar hier gaat het vast wederom om onnadenkendheid.

Het wordt koud als er gezwegen wordt. De taal is dus toch ook een warm bad, hoe onecht soms ook. Bovendien is er geen alternatief, fluistert de moeder, die hem terugjaagt (ja, een echo van de savanne) naar het leven dan: ‘omdat je […] nergens beter bent.’ Een dubbelzinnige slotzin van een bundel die dan wel geen genezing biedt, maar ons wel vanuit een observatiepost onze talige wereld laat bezien. Sterk spul.

Hanz Mirck

Omdat ik ziek werd
Bart Meuleman
Uitgeverij: Querido
ISBN: 978 90 214 3457 5
Prijs: € 16.95

Read Full Post »

Een inhoudelijk beperkte reactie op een inhoudelijk beperkte bespreking.

De dichter T. van Deel is bijna officieel bejaard, volgend jaar wordt hij 65 en daarmee is hij overduidelijk van een andere generatie dan ik (geboren in het mooie wijnjaar 1975). Het feit dat hij bijna van zijn ouderdomspensioen kan genieten – hij nog wel – belet hem niet het schrijven van recensies, misschien met artritis in de vingers en een vers kopje kruidenthee naast het toetsenbord, maar goedgemutst en strijdvaardig. Zo heeft Thee zelfs de goedheid gehad om een korte bespreking te fabriceren voor NBD (na te lezen voor iedereen met een account op mijneigenbibliotheek.nl) over de bloemlezing Meesterwerk die ik samenstelde, waarin zoals Thee het omschrijft: ‘jonge, min of meer beginnende dichters […] reageren, in poëzie, op een gedicht van iemand die zij als een meester in het vak beschouwen.’ Hij begint zijn bespreking met een citaat van Hugo Claus: ‘Wij schrijven boeken nadat wij boeken gelezen hebben, nietwaar?’ Een citaat dat hij al reeds eerder gebruikte in zijn essay ‘Kritiek op critici’ en in zijn recensie ‘Blank voorhoofd, dito blanco facie, genre beau op jaren’ over Uit het oog van Jacq Vogelaar. Ik wil hem echter niet betichten van gemakzucht, dat vind ik te gemakkelijk.

Thee vindt het in zijn 189 woorden tellende bespreking jammer dat de samensteller de conclusies overlaat aan de lezer. Hij vindt dat ‘een tikkeltje gemakzuchtig misschien en ook niet getuigend van veel behoefte aan analyse.’ Uit zo’n opmerking spreekt de behoefte van de oudere generatie om de Parnassus te bestormen, om vadermoord te plegen, om zichzelf te profileren met dikdoenerij en theorieën die geen houtsnijden of standhouden, maar vooral bedoeld zijn om stof op te doen waaien. Want stof doen opwaaien voor al je 64 lezers is het belangrijkste wat er bestaat. Niesen is soms net zo lekker als klaarkomen. Ik heb die profileringsdrang in het geheel niet. Ik laat me niet het verwachtingspatroon van een verstofte dichter opleggen. Voor je het weet ben je de dichter die bekend staat om zijn werk over eksters, oude dames en slakjes die langs de wand van het aquarium “slijmen”. Hatsjie, iemand nog kruidenthee?

Dat ik geen conclusies trek heeft niets met gemakzucht te maken. Ik laat liever eenieder voor zichzelf denken. Waarom zou ik voor iemand de lol van het gedichten lezen bederven met gezaghebbende, doodlopende analyses? Er is hier dus sprake van een – zij het ongewilde – klassieke generatiekloof tussen Thee en mij.

Dat wij vele jaren (lichtjaren?) van elkaar verwijderd zijn blijkt eens te meer uit het feit dat Thee schijnbaar niet met internet om kan gaan, want waarom zou je anders schrijven dat de uitgave aan belang zou winnen door een korte toelichting van de dichters en een bibliografisch aanhangsel? Het internet staat vol met die gegevens. Even de naam van de gewenste dichter bij Google intypen, op de entertoets drukken, et voilà. Wel even controleren of de naam correct gespeld is, dus niet Tsaed Bruinja en M.G. Sieger. Ik zal hem niet betichten van gemakzucht, dat vind ik te gemakkelijk. Laten we het op de artritis houden. Nog een kopje slappe thee?

Daniël Dee

Read Full Post »

RECENSIE /. de windroos serie najaar 2007 en najaar 2008

Een tijdje geleden verscheen een nieuw viertal in de Windroos serie:
Wilma van den Akker – Nageljongenstraat
Gerard B. Berends – Een olifant op het strand
Fred Bloemink – Landtong
Sandra Burgers – Ongewerveld

En een jaar eerder verschenen:
Jasoro – Ashoop / Versvuur
Marco Nijmeijer – Een bed van boomkruinen en vogels
Hedwig Selles – IJzerbijt
Joanna Werners – Sluimerende schaduwen

Ik herinner me een artikel van good old Godfried Bomans die het examen opstel-schrijven bij Nederlands besprak, waar de leerlingen konden kiezen uit een aantal onderwerpen. Bomans koos ze allemaal tegelijk. Hij schreef een briljant opstel. Welnu, laten we zijn voorbeeld volgen.

Wilma van den Akker meent: ‘regels zijn erom vanaf te wijken’. Dat belooft veel origineels.

Hij ligt naast mijn bed Lucebert
even dik als Celan maar zoveel
speelser een scheef oog droge
inktspatten en streken

Op meer dan een zucht betrapt
het rolt en torst en de lucht
is hol van steenhouwers
en namen voor woorden

Zijn taal laait onnavolg-
baar, niet te strikken
maar levend en jong
al werd hij oud en gestorven

Tja, is dit een brevet van onvermogen? Celan en Lucebert vergelijken op speelsheid? Weleens gehoord van mystiek? En Lucebert onnavolgbaar noemen is wel erg gemakkelijk. En de slotzin, met die syntactische uitglijder, is dat een grap? En vooral: waarnaar verwijst ‘het’ in regel zes? In het eerste gedicht van de bundel (Zuster) gaat het over hoofddoeken: ‘Haal ik de sluier weg / dan gaat het rollen //Raak ik mijn hoofd kwijt / hol ik achter mijn hart aan’. Dat is een treffende observatie. Van den Akker heeft wel iets te melden, maar ze schrijft het nog iets te snel op.

Berends schreef al eerder voor kinderen. Zijn gedichten zijn dan ook veelzeggend zonder ingewikkeld te zijn:

najaar

nu de zon zich geen zomer weet
blijft kou over en voor het oprapen
god lacht zich stiekem kaal

nu de zon nee zwijg over de zon
zwijg over de woorden die al vroeg
in de middag en soms nog eerder

waaruit lange schaduwen zeg je
wat je zegt lange schaduwen
leggen we rond ons van geluk

Ik moet denken aan Hans Andreus, en ik vind die bewuste foutieve samentrekkingen (‘blijft kou over en voor het oprapen’) die iets naiefs geven aan de toon geen originele manier. Maar dat taalbewustzijn wat in het laatste terzine samenvalt met de betekenis van het gedicht: de conversatie IS het geluk en ook de eindigheid ervan, dat is trefzeker. Ik hoop dat zijn tweede bundel minder klein zal zijn, en Berends het grote gebaar zal durven maken. Want dat kan hij.
Bloemink… schrijft over bloemetjes:

Zomerdijk

Aan madeliefjeslippen dacht
ik naast haar neergesmeten fiets,
lichaam groot van hitte.
Het schip waar ik naar keek
voer de rivier niet af,
lag stil. Geen stijger te

zien die de stroom brak.
Grutto’s riepen de elektrisch
aangedreven man, zijn vraag
rolde de zomerdijk af:
waar of ik vandaan kwam.
Van haar zei ik, van haar.

Bloemink weet steeds een mystrieuze sfeer te scheppen, met in diverse gedichten terugkerende elementen. Een om duistere redenen stilligend schip, een vrouw die weg is, een man die elektrisch aangedreven (jazeker is dat een woordspel met de rivier, echt wel!) iets vraagt. Een een niet bijster originele vondst: madeliefjeslippen. Ik lees het maar word niet geprikkeld dit raadsel op te lossen, ik benader het als een vreemd plaatje in een tijdschift. Zou dat zijn bedoeling zijn?
Sandra Burgers debuteert echt in deze reeks. Ze schrijft over het Zeeuwse landschap, portretteert mensen en brengt ‘erotiek met een knipoog’

Frrr, frrr, frrr…

Je verzaden wil ik
met de nog volop helder goudgele kleur
van onze vorige oogst toen ik van een korenlengte
naar je opkeek
en jij de halmen uit mijn gezicht dorste

het zwoegmalen van je bloed wil ik horen
de imposante rotgang, het reusachtig lage kreunen
dat zich uiteindelijk in de hoge giering voltrekt:
frrr, frrr, frrr…

de toon die me doet krimpen als de wind
die nodig was, zoals vandaag, voor het enorme koor
ontvelde gerst
dat me met zwellende stem toezong
onder de symphonie van de machtige molen.

Mooi hoe alles hier samenkomt: het landschap, de erotiek, hier gelukkig geen knipoog, maar een sterk woordspel dat steeds meer lading en betekenis krijgt. Veel in de bundel is nog niet echt rijp maar dit is al een mooie oogst.

Jasoro blijkt een vrouw uit Gent te zijn. Achterop de bundel het schijnbaar belangrijkste gedicht:

Grensvuur

De wachters staan opgesteld
volgens een plan dat niemand kent
je wordt beslopen als een prooi

ze ruiken je bloeddorstig
mijn vriend, waar ben je?
De poorten van de hel wijden

Kleef je klamme angst aan
mijn ribben, zoen strijdlusig
mijn blinde woede stil

Hier wordt een spannend spel gespeeld. Wie is er bloeddorstig? En waarom is de ‘ik’, die misschien een vrouw is, woedend? Op wie? In het openingsgedicht lezen we dat de ‘ik’ seks heeft met een man die in Congo is. Ze wil hem blijkbaar een veilig thuis geven. Het interessante aan ‘Grensvuur’ is dat ze het omdraait: ze laat hem haar kalmeren. Dat ‘mijn vriend’ is dus ook ironisch. Vaak bij geëngageerde poëzie is het de vraag of de dichter ook met een minder heftig onderwerp indruk zou maken, maar dit gedicht laat zien dat ze echt schrijven kan.

Marco Nijmeijer maakt gebruik van absurde logica in zijn veelal titelloze gedichten:

Jij woont aan een koude zee.
Ik woon aan een warme zee.

Een schip is blauw op koud water
en rood op water bij mij.

Vogels vliegen van warm naar koud
uit hun vleugels valt een belofte.

Soms een gitaar, soms een oor
soms wat tussen hen beiden is.

Soms valt er een bontjas.
Ik heb een nieuwe jas, schrijf je.

Je zee is een blad
mijn zee leest je brief.

Mijn oren lopen vol
de zee sluit mijn ogen.

De boot wordt koud en zinkt
aan dek verschijnen dode matrozen.

Je schrijft: ik heb de vogels gezien
hun ene oog was rood, hun andere blauw.

Het water in mijn handen en voeten weet niet
welke kleur te kiezen.

Mooi dat je aan het slot niet weet over wiens zee we spreken. Wel jammer van de inconsequente interpunctie. Veel gedichten in de bundel zijn wat zwak: ‘Ik gooi een bal op / het is een toverbal (…) Uit grijs plafond valt regen / van hand naar hand groeit regenboog.’ maar soms weet hij met die consequent volgehouden logica een mooie toon te vinden, een naief soort filosofie, met een gelaten toon. Daar staat meer dan er staat, dat schept diepte.

Over de gedichten van Hedwig Selles wordt gezegd: ‘de lezer wordt ondergedompeld in een particuliere sfeer, die bij nader inzien algemeen menselijk is’. Tja, dat is een gemeenplaats. Lezen we het eerste gedicht:

Kings Cross / St Pancras Station

‘I Kept my eyes to myself’

ik vond het een goede zin en
aaide hem zachtjes over zijn rug,
over zijn hoofd daar hield hij niet van

‘ik wil even alleen zijn’
hij kon zijn ogen niet uitleggen
ze zaten vast in zijn gezicht, fluisterde hij
‘sixpense to last’,
zijn veren roken naar nat
en naar glans, terwijl ik in
zijn zakken zocht

deze blijft, wist ik
alsof ik iets
bij toeval terug gevonden had

Veel ‘ik’ en veel overbodigs, maar wel spannend, wat we gaandeweg over die ‘hij’ te weten komen. En dan ten slotte dat hervinden van iets nieuws. Dat is een cliché. Maar wel goed ingezet. Als Sellens nou eens ging schrijven zonder algemeen menselijk te willen zijn, maar gewoon die vervreemding toeliet, zou dit een veelbelovend debuut kunnen zijn.

Joanna Werners schreef, aldus de flaptekst van ‘Sluimerende schadauwen’, als eerste Surinaamse over homoseksualiteit. Ze doet dat suggestief, zintuigelijk en onbeschaamd.

Zachtjes bijten

zachtjes bijten mijn kokoswitte tanden
in jouw pikin figa handen
mijn fayalobi tong krult uit mijn mond
op jouw kaneelappel huid
likt op jouw vocht
de smaak van Pina Colada
mijn gezicht nestelt
tussen jouw benen
de geur van manja papaja

vandaag baad ik mij niet

Natuurlijk valt er wat af te dingen op het Nederlands in dit gedicht, waar een goede redacteur wel wat aan had mogen bijsturen. En erg origineel is het ook niet. Maar die pretentie heeft het volgens mij ook niet: hier is iemand aan het woord die zich echt weet uit te drukken, en dat is alles wat voor haar telt.

Al met al weer veel nieuwe kansen voor nieuwe talenten. Aan de ene kant kun je zeggen dat het nogal veilig is om in deze serie, aanvankelijk bedoeld voor debuten, vooral ruimte te bieden aan mensen die al eerder publiceerden, aan de andere kant is het niveau ook weer niet zo hoog dat deze namen niet passen in de reeks. Zo blijft de Windroos een belangrijk podium voor opkomend talent, en dat moeten we koesteren, in deze tijden van crisis.

Hanz Mirck

Read Full Post »

RECENSIE /. Tongebreek & Niemendal

Hij laat een Jezus aan het woord.

Breukers ging de weg van Maarten ’t Hart, Jan Wolkers, Jan Siebelink, de weg die ik ook bewandeld heb: reflectie op een achtergrond waarin het geloof een belangrijke rol speelde. Je gelooft zelf niet en toch is de religieuze wereld deel van je geworden: een haat-liefdeverhouding. Breukers laat Jezus zelf aan het woord, leeft zich in iemand in die het juk van moordende verwachtingen torste.

In het eerste deel beschrijft hij die: Verjaag de nacht van onze nood citeert hij Jeremia. In het tweede deel schetst hij de teleurstelling van Jezus in de mensheid. In een onderafdeling laat hij de verering en navolging zien als een onbedoeld gekissebis. Hier is de sleutel te zien van de bundel: Christus is de brenger van het woord, maar hoe het uitgelegd wordt, heeft hij niet in de hand. Net als een dichter is hij afhankelijkvan interpretatie. En door in de huid te kruipen van Christus geeft Breukers het dichterschap een extra lading, en door Christus menselijk te maken heeft hij het evangelie ook een extra (ont-)lading, die culmineert in het derde deel. Hier draait hij het evangelie om: de apostelen kregen volgens de Bijbel het vermogen om in alle talen te spreken, bij Breukers is het juist tegengesteld.

Al met al behelst de visie die Breukers hier voor ons ontvouwt twee kanten: de Christelijke interpretatie van wat er met Jezus is gebeurd ging met de feiten aan de haal, de wereld is door hem te nihilistisch bevonden, en de taal heeft ons daar goed bij helpen verdwalen. Het is knap hoe Breukers zijn visie op dit alles weet neer te zetten, een visie op dichterschap in een wereld die door de Verlosser verlaten is. Wat je erop af kunt dingen is dat hij redeneert vanuit een visie die hij zelf ontkracht: hij laat een Jezus aan het woord die allang vertrokken is, zijn belangstelling verloor. Maar de verhouding tussen hen gaat mank: ik lees te weinig over Breukers zelf, wat hij dan wél gelooft. Dus, Breukers, kom op met je volgende bundel.

Hanz Mirck

TONGEBREEK & NIEMENDAL
CHRÉTIEN BREUKERS
UITGEVERIJ DE WEIDEBLIK / LEXITON SERVICES BV, 2008
ISBN 978-90-77767-11-5
€ 22,50

Eerder gepubliceerd in Krakatau 52

Read Full Post »

RECENSIE /. Zes wenken voor muggen aan de deur

Lijkt geen moeite te kosten

Dit is de vijfde bundel van Van Lier, als ik het wel heb. Hij weet dan ook van wanten. De bundel bestaat uit drie afdelingen die opgebouwd zijn uit elk twee subafdelingen. Die zijn allemaal gelijkvormig, al lijken het op zichzelf vrije verzen. Elk gedicht is zorgvuldig opgemaakt en eindigt met een sierlijke laatste korte frase, vaak een zin, rechtsonder. Zes wenken voor muggen aan de deur is een titel waarvan ik denk: dat is niet aan mij geadresseerd. De zes gedichten uit de gelijknamige subafdeling bestaan uit subtiele, humoristische adviezen voor de mug die het huis (van de dichter, naar ik aanneem?) bezoekt. ‘Doet dat ertoe, wiens huis het is, dan?’ hoor ik u denken. Inderdaad, wat kan mij het schelen welk huis het is. En wat kan mij het verdommen wat die mug moet? Hoewel even subtiel geschreven als een muggenoverweging en derhalve knap gedaan, is het voor mij muggenzifterij. Nu kun je op mijn mening tegen hebben dat alle gedichten in de bundel op dieren zijn geïnspireerd. Dat hoeft inderdaad ook niks af te doen van de urgentie van een gedicht. Maar laten we eens kijken naar het gedicht Paardenvreugde 1 waarin de boer wordt herkend

als voorbode van dat waar elk paardenhart naar // smacht: einde periode van werk in draf; weg met het krachtvoer, // ‘lekker veesten op zuring en klaver’.

Haha wat een leuke woordgrap. En wordt u ontroerd door deze focalisatie op het paard? Leren we iets van de diepere zieleroerselen van dit edele dier? Ik niet. De bundel telt 63 pagina’s met gedichten, zoals gezegd gelijkvormig. Allemaal van dezelfde kwaliteit, beschaafde knipoog aan de lezer, uitgewogen bladspiegel. Best veel voor een bundel, elk gedicht meer dan gebruikelijk (zo’n dertig) impliceert een urgentie. Hier lijkt het meer andersom: er hadden wel 126 gedichten in gekund, moeite lijkt het Van Lier niet te kosten.

Hanz Mirck

Zes wenken voor muggen aan de deur
Peter van Lier
Uitgeverij Van Oorschot
ISBN 978 90 2824074 2
€ 14,50


Eerder gepubliceerd in Krakatau 45

Read Full Post »

RECENSIE /. Zouttong

Fragmenten van een landschap

Een dichter is een god in het diepst van zijn gedachten en bij elk nieuw gedicht schept hij een nieuwe wereld. Een lezer is daarentegen een ontdekkingsreiziger. En er zijn genoeg werelden c.q. Gedichten die hun geheimen niet al te snel prijs geven. Dat laatste is zeker het geval bij de gedichten van b. zwaal.

De dichter b. zwaal debuteerde in 1984 en leverde in de jaren die daarop volgden een tiental bundels af. Zijn nieuwste bundel heet Zouttong. In deze bundel gedraagt de dichter zich niet als een god. Hij lijkt eerder zelf ook verbaasd over zijn eigen woorden die hij gestapeld heeft tot regels, strofen en gedichten. Hij weet zelf ook niet wat de gevolgen zijn van zijn taalconstructies, zoals Darwin niet kon bevroeden welke consequenties zijn theorie zou hebben.

gebrekkige darwin spoelt aan
oceaanklots roept in meander
palmolie kanoot de golven
vers leed landt in het denken

[p. 33]

De gevolgen kunnen dan ook alleen ondervonden worden door de lezer. En die lezer voelt zich in deze bundel als een ontdekkingsreiziger met een zaklantaarn op de helm. De omgeving is volledig in duisternis gehuld, maar op sommige plekken blijft het licht langer dan gebruikelijk hangen en wordt iets van het landschap zichtbaar. Hoewel ‘landschap’ niet het beste woord is, er zou beter gesproken kunnen worden van een ‘waterzicht’. De meeste gedichten lijken zich namelijk af te spelen op of rond het water.

over mosselzaden glijden de schepen
hun zog uit

[p. 12]

Toch bezingt b. zwaal niet alleen landschappen in zijn kenmerkende stijl van klankrijke fragmenten, hij schrijft in Zouttong ook geregeld erotische verzen. Al zijn de metaforen in deze bundel ook bij de erotische poëmen gerelateerd aan water.

maar bovenal verzekerde ik mij van de vrolijkheid der benen,
tegen een sierprijs, beklom hun wraking, hun zachtsnier,
mocht bespelen de zoetsnaar, dreef wild op het drijfhout
maar tondeldood fleemde naar vlam en ’t verlorene
schoof van de helling tot mijnsherenland, uit welvend
haardvuur boven ’t schavielen der duinen.

[p. 36]

Daniël Dee

Zouttong
b. zwaal
Uitgeverij Querido, Amsterdam 2008
ISBN 9789021435053
€ 17,95

Read Full Post »

RECENSIE /. Lichtspraak

Licht langs het oppervlak scheren

Mark van Tongele is geen bekende dichter, hij wordt zelfs omschreven als de geheimtip van de Nederlandstalige poëzie uit Vlaanderen. Toch publiceert hij al sinds 1994 dichtbundels en inmiddels is zelfs zijn verzameld werk verschenen. Dat wil niet zeggen dat het oeuvre van Van Tongele af is. De dichter wenst nog steeds verder te gaan met schijven. Zijn nieuwste pennenvrucht heet Lichtspraak.

De titel verraadt een hoop van de inhoud. De dichter lijkt in deze bundel niet op zoek naar diepgang. Zelfs bij zwaardere onderwerpen als het sterven van zijn moeder scheert Van Tongele niet verder dan het oppervlak. Hij probeert wel om dieper op de materie in te gaan, maar het lukt hem niet overtuigend.

Om de onnoemelijke pijn uit te spreken.
Een meeuw strijkt neer op de verschansing.
Zij klampt zich amper vast aan de reling,
slaat de mondhoekvleugels uit, en stijgt op.

[Moedernaakt met zicht op de nachtzee, p. 57]

De nadruk in Lichtspraak ligt overigens niet op het overlijden van de moeder. Het liefst bezingt de dichter in deze bundel het leven en het woord. Hij lijkt vooral zijn voorliefde voor samengestelde woorden, al dan niet neologismen, te willen etaleren.

likkepot wondwater teerpil
taaldruppels spijkerontlijver
pekpleister turfwatten wonder-
kruid schrikmiddel lik op stuk
kwijlvloedverdrijver kwiekdrank
zontoverzelf lendenwervelbezwering

[Sopraan woordpoederdoosje, p. 56]

Het grote nadeel is dat de gedichten op deze manier slechts vorm zonder inhoud blijven. Een vorm overigens die soms te geconstrueerd is, waardoor de strofen te gekunsteld overkomen. Desalniettemin heeft Van Tongele een groot gevoel voor klank, hij is een waar componist met een imposant klankregister.

Woorden die bij verrassing voor je opdagen zijn
waardevoller dan wat men opzettelijk zoekt.

[Verzeng het lichtlinnen niet, p. 42]

Dat maakt dat zijn gedichten fijne verzen zijn om hardop te lezen en te ondergaan, maar vervolgens worden ze weer even snel vergeten. Het is verre van aangrijpende poëzie, alleen de vrolijkheid mag hier de boventoon voeren. De toon is daarmee te vrijblijvend. Lichtspraak zal er daarom niet voor zorgen dat het grote publiek zich gaat bekommeren om de geheimtip van de Nederlandstalige poëzie uit Vlaanderen.

Daniel Dee

Lichtspraak
Mark van Tongele
Uitgeverij Atlas, Amsterdam/Antwerpen 2008
ISBN 9789045009810
€ 16,50

Read Full Post »

RECENSIE /. het leven van

Een leven vol vervreemding

Is dit poëzie? Deze vraag mag gerust gesteld worden wanneer de nieuwste bundel het leven van van Nachoem M. Wijn berg ter hand genomen wordt. In deze bundel is praktisch geen sprake van de traditionele, ouderwetse stijlkenmerken waaruit gedichten worden opgebouwd. Zo zijn alliteratie, metrum en rijm volledig weggelaten. En als er al eens een aantal woorden allitereren dan is dat hoogstwaarschijnlijk puur toeval. De ‘gedichten’ in deze bundel zouden evengoed bestempeld kunnen worden als ultrakorte verhalen. Veel regels lopen door zoals dat gebruikelijk is in prozateksten. Op de bundel zelf staat ook nergens de aanduiding ‘gedichten’. Er mag verondersteld worden dat de dichter dit bewust gedaan heeft. Wellicht is dit een poging van hem om een nieuw literair genre te creëren. Een genre waar nog geen naam voor bestaat, al zou het toch gemakkelijk prozagedichten genoemd kunnen worden.

Laten we een wandeling maken.
Waarheen? Het is donker.
Ben je bang in het donker altijd dezelfde wandeling te maken?

Nachoem M. Wijnberg heeft in zijn carrière al een tiental bundels afgeleverd. Zijn werk is meer en meer abstract geworden. Daarom staat hij nu ook niet te boek als toegankelijk dichter. Toch is het leven van niet ontoegankelijk te noemen. Er wordt bijvoorbeeld niets gedaan met de taal. De zinnen zijn allemaal correcte, goed lopende zinnen. Maar er is iets vreemds aan de hand. Dat vreemde is terug te vinden in de inhoud. Soms lijken de gedichten (laat ik het gemakshalve toch maar zo noemen) te ontsporen. Het lijkt erop dat de dichter naar believen van de hak op de tak springt. Zo kan hij in een gedicht meerdere onderwerpen die niets met elkaar te maken hebben, tenzij associatief gezien, aansnijden. Dit levert het overbekende postmoderne vervreemdingseffect op.

Ik krijg geen nieuws behalve haastige wolken in de schemering.
Als je arm bent moet je meer voor hetzelfde betalen.
Als je wilt dat ik je verkeerd begrijp moet je meer je best doen.

Is dit poëzie? Deze vraag doet eigenlijk niet ter zake. Noem het zoals je het wilt noemen. Een veel belangrijkere vraag is, is dit interessant werk. Ja, zou ik willen zeggen, maar ik ben dan ook een lezer die graag verrast wordt in teksten, of het nu gedichten zijn, miniaturen, korte verhalen of om het even welke benaming eraan gegeven wordt.

Daniël Dee

het leven van
Nachoem M. Wijnberg
Uitgeverij Contact, Amsterdam 2008
ISBN 978 90 254 2968 3
€ 19,95


Verscheen eerder in Krakatau 52

— Reactie Nachoem M. Wijnberg – (met toestemming geplaatst) —

Hi Daniel,

Kreeg een krakatau toegestuurd met daarin jouw recensie van Het leven van. Dank!

Afgaande op je recensie lijkt de bundel echter moeilijker te lezen is dan ik denk dat die is. Als ik “poetisch proza/prozagedichten” hoor denk ik aan mooischrijven. Als ik “postmodern associatief” hoor denk ik aan vrijblijvend, pseudo-academisch en ook aan moedwillige metapoezie. Ik probeer beide te vermijden.

De gedichten zijn zeker geen poetisch proza of prozagedichten – het zijn “gewoon” gedichten, met de vormregel dat iedere zin “doorloopt” en er aan het einde van elke zin pas weer een hard return komt (itt “gewoon proza waar dit enkel bij elke nieuwe alinea gebeurt). Daardoor lijkt afbreekpunt misschien willekeurig, al is het dat natuurlijk niet en is bladspiegel met enige zorg ingesteld. Misschien ook belangrijk te vermelden is dat ik mijn best gedaan heb “poetische” (dat wil hier zeggen betekenis-gevende) struktuur in de afzonderlijke zinnen te leggen. Die lijken op eerste gezicht soms gecompliceerd omdat ze meerdere zaken tegelijk (willen) zeggen in een vorm die (bijna altijd – en de uitzonderingen hebben hun eigen redenen) net nog grammaticaal toelaatbaar is.

Ook denk ik niet dat de gedichten van zin naar zin gaan op “associatieve” basis. In vele gedichten zit juist wel een behoorlijke verhaalstructuur in eerste laag en ook in de gedichten waar dat niet zo lijkt te zijn is er een struktuur van de redenering. Natuurlijk worden bepaalde verbindingen gelegd per associatie (noem mij een gedicht waarin dat niet zo is), maar die zijn in deze gedichten volstrekt dienstbaar aan de verhalen en de redeneringen. Niets geen “postmodern” aan elkaar plakken, en ik ben geenzins uit op vervreemding – de wereld is al vreemd genoeg en mijn gedichten hopen misschien te helpen met die vreemdheid om te gaan door die dichterbij te brengen en, voor zover mij mogelijk, te begrijpen.

Ik was vanzelfsprekend verheugd dat je aan het einde van je recensie verklaarde de gedichten graag te lezen. Tegelijk vond ik in de recensie weinig redenen daarvoor (als ik die recensie gelezen had over het werk van een ander had ik beslist niet de neiging gehad die bundel te gaan lezen). Ik reageerde vroeger nooit op recensies, maar heb neiging dat bij deze bundel wel te moeten doen. Misschien omdat ik enigzins verrast bent met reacties als die van jou – toen ik de bundel inleverde bij mijn uitgever was ik overigens meer bezorgd dat lezers de gedichten te direct en pathetisch zouden kunnen vinden, dan te postmodern-associatief. Misschien ook omdat ik bezorgd ben dat elke keer dat ik als een interessant maar wel erg moeilijk dichter beschreven wordt het minder waarschijnlijk maakt dat iemand probeert de gedichten te lezen omdat ze ergens over gaan. En ik wil graag dat de gedichten gelezen worden.

En nogmaals dank, want ben altijd dankbaar als iemand serieuze poging doet mijn gedichten te lezen.

groet

nachoem

Read Full Post »

RECENSIE /. Binnenstebuitenwereld 

De taal als een vlijmscherp fileermes

In het titelgedicht van de bundel worden we voorgesteld aan een ‘zij’ die zich neerlegt ‘als een hemellichaam, verbeeldt zich, herinnert zich.

Haar wereld is er om te overleven in anderen, andere anekdotes.

Een vrouw als een verhaaltje dus. Ze bestaat niet echt, ze gelooft in zichzelf. Het gedicht werkt die wereldbeschouwing uit:

Avond van opengebroken wit (…) Een vrij rondzwevend bewustzijn zoemt om ons hoofd (..) Zelfadoptie. Twee oploskinderen in zorgeloze zelforganisatie.

Het is me onduidelijk of de vrouw van taal, lastiggevallen door een mug haar kinderen beziet, maar helder is wel dat deze drie geen contact hebben. De kinderen bestaan wel en niet tegelijk. Polet schetst een wereld die in het duister tast over haar bestaan, maar wel een idee heeft van te bestaan. Bij Polet moet je erom grinniken. Hij mixt een vervreemde kijk op de wereld, angstwekkend en ontluisterend, met cynische humor en compassie voor het menselijk tekort:

Alles bezien met één koud oog en een
warm oog.

Maar hij stelt zich als verteller niet boven ons, is niet als dichter dat eerder genoemde vrij rondzwevende bewustzijn, want het gedicht stelt een vraag over waar de echte wereld is.

Polet laat je als lezer ervaren dat de je niet objectief naar de werkelijkheid kunt kijken omdat deze bestaat bij de gratie van je eigen bestaan. De wereld verwijst je naar jezelf terug, omdat jij hem ziet. Ondertussen weet Polet wel de taal als een vlijmscherp fileermes te hanteren om dat te tonen. Polet schrijft eigenlijk sinds de jaren ’50 al over deze filosofische visie. Maar steeds scherper formulerend, met steeds meer afstand, humor, overstijgt hij zichzelf. Hij maakt zijn eigen filosofie ook tot deel van die binnenstebuitenwereld, door hem en de dichter die hem beschrijft zelf ook weer in die wereld neer te zetten. Polet is een groot dichter, op eenzame hoogte boven de massa.

Hanz Mirck

Binnenstebuitenwereld
Sybren Polet
Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2008
ISBN 9789028422599
€ 15,90


Verscheen eerder in Krakatau 52

Read Full Post »

RECENSIE /. De laatste lemming

De laatste lemming springt niet

Krakatau heeft in zijn hele bestaan nog geen enkele keer aandacht besteed aan de dichter Hans Wap. En dat mag best een schande genoemd worden. Wij waren blinden in het land van zieners. Nu op de valreep, in het laatste papieren nummer, proberen wij die fout nog enigszins te herstellen.

mijn rechteroog werkt voor twintig procent
is nuttig voor het bepalen van scherpte / diepte

helpt bij het autorijden en het inschatten
van de rondingen der dames
verder is het een zinloos attribuut

een halve blinde ben ik
een hele cycloop

Hans Wap (1943) is op dit moment misschien bekender als beeldend kunstenaar. Zo gaat in 2009 de nieuwe Sprinter van de Nederlandse Spoorwegen rijden, waarin de glazen tussenschotten en de bekleding van de stoelen naar een ontwerp van Hans Wap gemaakt zullen zijn. Maar Hans Wap is ook een dichter. Hij debuteerde al in 1967 met Schoten & Filtersigaretten. Daarna volgden nog vele bundels. Zijn nieuwste bundel heet De laatste lemming.

De bundel is uitermate verzorgd vormgegeven. De hand van de dichter en beeldend kunstenaar komen hier samen. Voor elk nieuw hoofdstuk is namelijk een mooie houtsnede van de dichter zelf afgedrukt, hetzelfde geldt voor het voorplat. Er zijn meer bundels te verzinnen die zo’n behandeling verdienen.

ik leer mezelf tekenen
ver van de anderen

ik kan zingen noch dansen
en schilder altijd alles uit de maat

De bundel zelf bestaat uit 4 hoofdstukken, te weten: Lui oog, Richtingen, Dierenleed en Is dat alles?. Aan het woord is een protagonist die zijn hele leven al anders was dan de meute, maar daar inmiddels vrede mee heeft. Er spreekt zelfs iemand met joviale trots over zijn eigen aparte staat van zijn. Dat was wel anders als opgroeiend kind.

ik moest het doen
met zes brillen
waarvan er elke dag

een van mijn kop werd geslagen

Maar door scha en schande leerde hij dat anders zijn veel interessanter was en voor hem in ieder geval de beste keuze. De laatste lemming weigert zichzelf het ravijn in te storten. De eenling blijft overeind. En wat ons, van Krakatau, betreft mag dat zeker nog even zo blijven. Joviaal van toon trekt hij voorwaarts, zijn bestemming is tot dusver onbekend. Moge hem daarom nog lang het lot van de konijn beschoren blijven.

veel liever nog
vanuit de duinpan

naar een stoverij
met wortels, uien, wijn

en lenteknollen
dan in zo’n hokje

op ’t balkon

vaak nog alleen

dat is pas triest
geen aanspraak

en geen partner
voor de dingen

waar een konijn
zo goed in is

Bij deze beloven wij plechtig dat we voor Krakatau 2.0 (het digitale vervolg) Hans Wap, de dichter, beter in de gaten zullen houden.

Daniël Dee

De laatste lemming
Hans Wap
De Weideblik, Varik 2008
ISBN 978 90 77767 10 8
€ 22,50


Eerder gepubliceerd in Krakatau 52

Read Full Post »

Older Posts »